top of page

Hieronder volgen drie impressies van een werkbezoek in maart 2017 naar Irak van Martin ten Caat en Henk Jan van der Weerd samen met Paul Velthove en Jan Drost van het deputaatschap Bijzondere Noden van de Gereformeerde Gemeenten. Voor de meer actuele verhalen zie de pagina "Actueel nieuws"

"Mijn leven is voorbij"

​

Op de dag van onze aankomst bezoeken we het vluchtelingenkamp in Ankawa, een

voorstad van Erbil. 1250 gezinnen wonen hier in barakken, de meesten al bijna drie jaar.

We zijn te gast bij de familie Habeeb, een echtpaar met drie volwassen kinderen.

Oorspronkelijk komen ze uit Bagdad, maar moesten daar in 2006 vandaan vluchten naar

Quarakosh, één van de christelijke enclaves in de vlakte van Ninevé. Door de opmars van

IS in 2013 moesten ze opnieuw vluchten. We zien foto’s van hun mooie huis zoals ze het

achterlieten, maar ook van de geplunderde en vernielde woning. Op de voordeur de

bekende Arabische letter N van Nasrani, christenen, en ook de dreigende tekst op de

muur: “We komen terug”. Of ze terug kunnen en willen, vragen we. Beslist schudden ze

hun hoofd. Na twee keer vluchten hebben ze geen enkel vertrouwen meer om in hun land

te blijven. Toch zijn ze dankbaar voor alles wat ze krijgen en ze wachten op wat God met hen wil.

​

Nog aangrijpender zijn de persoonlijke verhalen van 2 Jezidi-meisjes. Met een brok in onze keel horen we het aan. Amira Ghadim van 23 jaar is net één dag terug van haar IS-slavernij. Met een afwezige blik in haar ogen en een toonloze stem vertelt ze iets van haar ervaringen. Lang kan ze echter niet aan, het is allemaal nog te vers. Uitgebreider spreken we met Maryam. Ze is nu 14, nog steeds een kind, maar werd al op haar 11e vanuit Sinjar ontvoerd naar Syrië. Drie jaar lang verbleef ze op verschillende plekken en werd steeds na enkele maanden doorverkocht aan weer een andere IS-strijder. Mishandeld, zodat tot twee keer toe haar arm brak. Nog veel erger: ze werd dagelijks op een mensonterende en beestachtige manier verkracht. Afwezig om zich kijkend komen de woorden hakkelend over haar lippen, gevolg van een zenuwtrek die ze opgelopen heeft.

 

Uiteindelijk is ze in Raqqa, de IS-hoofdstad in Syrië, terechtgekomen. Daar heeft IS contact met

haar familie opgenomen, zodat ze voor 17.000 dollar vrijgekocht kon worden. Door bijdragen

van familie en dorpsgenoten is het bedrag bij elkaar gebracht. Sinds november is ze weer terug

en woont in Baadra bij een tante. Haar moeder en haar zus zijn nog steeds gevangen door IS,

ze heeft er al jaren niets van hen gehoord en weet niet eens of ze nog in leven zijn. Ineens veert

ze wat op en vraagt of wij een foto van haar moeder willen zien. Ze toont de foto op haar mobiel,

ogenschijnlijk ook weer zonder emotie. Haar vader leeft nog wel en werkt in Duhok, maar omdat

ze haar eer verloren heeft erkent hij haar niet meer als dochter. Op de vraag hoe zij haar toekomst

ziet antwoordt zij heel beslist: “Mijn leven is voorbij”.

DSC03458.jpg
20170401_143704.jpg
IMG_9061.jpg

"Islam is een bacterie"

​

We brengen een bezoek aan het dorp Tel-Eskof, een dorp op de vlakte van Ninevé, ongeveer 30 kilometer ten noorden van Mosul. De toegangscontrole is streng, de frontlinie is immers dichtbij. Pas na enkele telefoontjes door de militairen worden we doorgelaten. Dit dorp is eind 2016 bevrijd uit handen van IS en op dit moment is langzaam weer de wederopbouw begonnen. De eerste 300 gezinnen zijn teruggekeerd en proberen hun leven weer op te pakken. Terwijl we wachten om het dorp in te mogen komt er een auto langsrijden met de laadbak vol huisraad. We rijden door naar het volgende dorp, weer 10 kilometer dichter bij Mosul. 

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

​

Verbijsterd bekijken we de verwoesting in het dorp: kapot geschoten huizen, uitgebrande auto's en volledig verwoeste woningen. Het weer maakt het allemaal nog triester dan het al is, de regen komt met bakken uit de lucht. Door de stromende regen rennen we naar een kerk waarvan het interieur volledig verwoest is, kapot gescheurde bijbels en op de pilaren het teken van IS en andere Arabische teksten.

 

Teruggekomen in Tel-Eskof delen we aan elk gezin een pakket uit met goederen

die in Nederland zijn ingezameld. In de rij zien we mannen staan waaraan we

kunnen zien dat ze volop aan het werk zijn aan hun huis, kleren vol met verfvlekken.

De pakketten worden dankbaar in ontvangst genomen. We spreken tijdens het

uitdelen een man, een Assyrische christen, die 2 maanden geleden teruggekeerd

is naar zijn huis. Dat is de familiewoning van zijn voorouders, ruim 500 jaar oud, en

nu deels verwoest. Tijdens het gesprek reageert de man verbitterd: “De Islam is een

bacterie, ze verspreiden zich snel en richten overal schade aan. Maar bacteriën

moeten uitgeroeid worden. IS moet ook naar Europa gaan, dan weten jullie ook wat

het is.”

​

Wat is deze uitspraak een contrast met de ontmoeting die we later op de dag hebben met voorganger Luay W. Ibrahim van een gemeente in Duhok. Hij vertelt ons het verhaal van zijn gemeentelid, de 54 -jarige Hadad Yousef met zijn vrouw en 3 kinderen. Vanuit Mosul zijn ze in 2014 naar Duhok gevlucht. In de kerk zet hij zich in als chauffeur om vluchtelingen op te halen vanuit vluchtelingenkampen naar de kerk. Hiervoor krijgt hij een kleine vergoeding, een van de weinige inkomsten die hij heeft. Onlangs zijn ze terug geweest naar Mosul om te kijken wat er van hun huis over is. Het huis staat er nog, maar is volledig geplunderd.

 

Buren wisten te vertellen welke moslims de plunderingen op hun geweten hadden. De politie zou de aangifte tegen deze mensen direct in behandeling nemen. Maar de man heeft op geen enkele manier blijk gegeven van wrok of haat. Hij heeft ze openlijk vergeven en allen uitgenodigd in zijn huis: “Hoe kan ik, als ik de liefde van God heb ontvangen, mijn naasten niet liefhebben?”

20170401_170123.jpg
084.jpg
DSC04229.jpg
DSC03673.jpg
20170405_113248.jpg

"Bijzondere zorg"

​

In een klein vluchtelingendorp tussen ruige bergen en prachtige groene heuvels vlakbij Akra, 100 kilometer ten noorden van Erbil, zijn we speciale gast op de maaltijd ter gelegenheid van een begrafenisplechtigheid. Mannen en vrouwen doen dat gescheiden. Ongeveer 200 mannen wachten bij de weduwnaar en zijn zoons met de maaltijd die klaarstaat op lange tafels tot wij zijn gearriveerd. Indrukwekkend om te zien dat het hele dorp meeleeft met de bedroefde familie.

 

Als we ook de oude moeder, de zus en de dochter van de overledene gaan condoleren komt een

moeder met een kind in haar armen ons achterop lopen. Het jochie, zes jaar oud, is blind en

spastisch. En in een land waar de zorg voor gezonde mensen al tekort schiet, is dat zeker het

geval voor gehandicapten. Ze heeft groot tekort aan luiers en melk voor haar kind, en we laten

haar gratis winkelen in het kleine winkeltje in het dorp. Voor even geeft dat wat lucht…

​

In de stad Akra bezoeken we verschillende vluchtelingengezinnen die ondergebracht zijn in half

afgebouwde woningen. In een kamer met wat kleden op de vloer, maar kale betonnen muren, ligt

een man van een jaar of 40. Hij is halfzijdig verlamd, maar geld voor medische zorg is er niet.

Medicijnen zijn er in het dorp voor hem niet te krijgen, zijn vrouw is naar Duhok, ruim 100 kilometer verderop. De man is tijdens de afwezigheid aangewezen op de zorg door zijn 10 jarige zoon, een leuke, opgewekte jongen. Als we hem een tas met hulpgoederen geven schiet de man helemaal vol. Maar wie helpt hem volgende week, en de week erna?

​

​

​

​

​

​

​

​

​

Even later staan we in de woning van een ouder echtpaar boven een winkel in een drukke winkelstraat. De man ligt met ernstige hartproblemen in bed, niet meer dan een dun matrasje en een deken. De moeder van een jaar of zeventig moet niet alleen voor haar man, maar ook voor hun zieke dochter zorgen. De situatie is schrijnend, kapotte ramen en erg vochtig. Er is geen geld voor een arts. En toch, op haar gerimpelde en vriendelijke gezicht breekt een lach door als we vragen hoe ze de toekomst ziet. “Ik dank God voor alles wat we hebben. We hebben geen geld voor de huur, maar ik dank God, mijn man is ziek, maar ik dank God”.

​

Zieken, ouden van dagen, gehandicapten maar ook kinderen hebben extra zorg nodig.

In Sulejmani, in twee enorme vluchtelingenkampen, maakt de regen alles vies en blubberig.

Er loopt een generatie kinderen rond die geen of hooguit een paar uur per dag onderwijs

krijgt. Maar in beide kampen is het in een paar barakken en tenten vrolijk en gezellig. Voor

verschillende leeftijdsgroepen wordt er met kinderen gekleurd, gespeeld en gezongen.

We zien glimmende oogjes en vrolijke gezichten. Voor even kunnen de dagelijkse

problemen vergeten worden en krijgen ouders een moment van rust. Een mooi lichtpuntje

in een land vol problemen.

163.jpg
DSC04012.jpg
DSC04077.jpg
IMG_9288.jpg
DSC03952.jpg
bottom of page